Rome, 2006 – de beste Federer-Nadal ooit

In 2006 speelden een nog jonge Roger Federer en Rafael Nadal misschien wel hun beste wedstrijd ooit in hun rivaliteit. Met vijf uur en zes minuten was de finale van het Masters toernooi in Rome hun langste partij ooit, de Roland Garros-finale die we nooit hebben gekregen. Nadal won na twee gemiste matchpoints van Federer met 6-7(0), 7-6(5), 6-4, 2-6, 7-6(5).

Normaal gesproken eten Romeinen met hun families een paar gangen op de zondagmiddag, vanaf een uurtje of één. Op de achtergrond staat het voetbal van de serie A op, maar mangiare is toch nog altijd belangrijker dan calcio, zelfs voor een Italiaan. Dus is de blik gericht op het eten, waarbij een vrij kale pasta – voor Nederlandse begrippen – slechts de inleiding is voor het vlees van de hoofdgang. De bambini wachten netjes op hun beurt, omdat ze niet anders weten. Dit is de favoriete tijdsbesteding van de gemiddelde inwoner van Rome op zondag, hoewel je na het zien van de surrealistische film La Grande Bellezza anders zou kunnen denken.

Foto: Paolo Bona

Een andere favoriete tijdsbesteding op de zondagmiddag van Romeinen is flaneren. Op en neer lopen door de Via del Corso, de hoofdstraat van Rome, telkens weer. Van het Piazza Del Popolo tot aan het plein Piazza Venezia – een verkeersinfarct – en het witte suikerpaleis, ook wel het Monument Vittorio Emmanuel II genoemd. Dan rechtsomkeert naar de Piazza del Popolo, een prachtig plein waar AS Roma in 2001 voor de laatste keer vierde dat het de Scudetto won. De extra grote zonnebril is een vereiste om mee te mogen doen in deze eeuwige contemplatieve wandeling, waarvan de zin alleen de handeling is en daarom op en top Italiaans is.

Voor één keer worden deze oude principes overboord gegooid en wordt de rivier de Tevere overgestoken om richting het Stadio Olympico te gaan, waar AS Roma en Lazio Roma voetballen. Naast dat stadion bevindt zich het Foro Italico, waar al jaren een van de meest prestigieuze graveltoernooien ter wereld wordt gespeeld. Het Internazionali BNL d’Italia.

Het Foro Italico is geen Colosseum dat hemelsbreed een paar kilometer verderop ligt. Maar het stadion van het Foro Italico is wel een schitterende arena, die klein oogt, maar vrij stijl is. Een intiem stadion, waar mensen vijf uur lang en zes minuten zullen worden vermaakt door de twee beste tennissers van de wereld, in hun beste en langste ontmoeting ooit. De Roland Garros finale die we nooit mochten meemaken.

Ook ik – een Nederlander die in Rome een seizoen hockeyt bij een Italiaans team – ben deze zondagmiddag in mei 2006 bij Italianen uitgenodigd om te komen eten. Eerdere sessies waren geweldig. Van een uur ’s middags tot zes, zeven uur ’s avonds met elkaar aan tafel zitten. Eten is het verbindende element, conversatie (‘parlare’) de smeerolie.

Roger Federer in actie op het ‘Internazionali d’Italia’ in 2006. Foto: Paolo Bona

Ik ga op de bonnefooi naar het stadion en stuur een excuus naar de manager. ‘Het is dat de nummer één en twee van de wereld tegen elkaar spelen, anders was ik zeker komen eten’. Het is de waarheid. Niets is leuker in het leven dan op een zondagmiddag aan een Italiaanse familietafel zitten.

Alleen Roger Federer en Rafael Nadal kunnen dat verstoren.

Mijn Italiaanse hockeyvrienden sms’en me dat het een kansloos avontuur is zonder kaartje. Ze verwachten me alsnog ’s middags. Ik loop opgewonden richting het stadion en doe wat ik bij Paradiso al tientallen keren heb gedaan. Mensen aanspreken voor een kaartje. Mijn missie is deze keer simpel. Meer dan een heb ik niet nodig. Veel geluk heb ik niet nodig om misschien wel de beste tenniswedstrijd ooit te kunnen zien. De tweede Romein die ik vraag, heeft al een kaartje over.

Voor de normale prijs. 20 euro. Tien minuten voor de wedstrijd begint. Eén kaartje voor een tennisgekke Nederlander, die een seizoen in de tweede Italiaanse divisie hockeyt. Voor twintig euro. Ik geniet vijf uur en vijf minuten lang en ga geen een keer naar de WC, terwijl ik eigenlijk de hele tijd moet. Het tennis is het mooiste ooit, de uitkomst is me al jaren een raadsel. Vandaar dit stuk, geïnspireerd door het boek ‘Niveaus van het spel’, waarin John McPhee van The New Yorker punt voor punt de wedstrijd tussen de zwarte Arthur Ashe en de blanke Clark Graebner in de halve finale van de US Open in 1968 beschrijft. Twee tennissers die in alles hun perfecte tegenwicht vinden. Net als in 2006 in Rome.

Het is in deze wedstrijd dat het ideale evenwicht verstoord wordt door iets onverklaarbaars, cliché, de bijzondere krachten in de sport. Het betekent het startschot voor een scheve rivaliteit tussen de twee beste tennissers ooit. Roger Federer is de lieveling van de tennistrainers, want alles wat hij doet is wat je noemt ‘ideaaltechnisch’. Rafael Nadal is de lieveling van de harde werkers.

Rafael Nadal in actie in Rome, 2006. Foto: Paolo Bona

Zondag 14 mei, 2006.

De witte elastische haarband met de swoosh van Nike, van driehoek tot haarband na twee keer vouwen, en de witte polsband is het enige wat de twee tennissers in het Foro Italico gemeen hebben op. De haarband van Roger Federer zit op z’n hoofd alsof die is vastgelijmd. Hij komt rechtstreeks uit de verpakking, zoals elke haarband na een overwinning naar een dankbare fan wordt gegooid. Maar na deze wedstrijd zal Federer niet met zijn haarband gooien, ondanks twee matchpoints in de vijfde set. Hij zal een forehand missen die hij in de training altijd goed zou slaan, maar nu als een beginneling een meter achter de baseline mikt. Deze keer zal zijn arm van graniet voelen, nauwelijks op te tillen, met een pols die niet meer klapt maar voelt alsof er een hele bus WD40 kruipolie doorheen moet. Tegen de hele wereld blijft zijn slagarm elastisch op de belangrijke punten, behalve tegen Nadal, zijn tegenpool, maar vooral zijn angstgegner.

Dat zit zo: er was maar één ding ooit wat een 17-jarig Zwitsers tennistalent uit Basel tot tranen kon dwingen: hoge ballen – boven de schouder – op zijn backhand.

Een kleinigheid, op het eerste gezicht.

Dit is het minpunt van de enkelhandige backhand. Met één hand – de rechterhand – extreem hoge en zware tennisballen verwerken is moeilijker dan met twee handen. Twee handen brengen meer gewicht in de strijd en kunnen het racketblad beter stabiel houden tegen zwaar geschut dan één hand. Zeker als die ballen worden geslagen met de grootse topspin ooit gemeten. De ballen van Nadal zijn ontworpen om zich in de bespanning van de ander te graven, met zoveel omwentelingen dat ze als het ware een zwak stukje racket proberen te zoeken, waar ze doorheen kunnen. Met twee handen is de fundering sterk, maar één hand wisselvallig. De timing van slaan wordt dan belangrijker

God is wreed. Werk je als talent keihard om je mentale zwakheden aan het begin van de carrière – zoals racketgooien – te overmeesteren. Creëert hij als je als veruit de beste van de wereld bent, een speler die in alles jouw nachtmerrie en tegenbeeld is. Een machine, die uitblinkt in dat ene waar jij zwak bent. Ballen op schouderhoogte op de backhand. Vijf uur lang zul je vanmiddag deze ballen verwerken alsof het normaal is.

Tot je breekt. Zoals je altijd, je hele carrière, eigenlijk altijd breekt als je een gelijke of meerdere vindt. Domineren kan jij als de beste. Maar de mindere zijn is een rol die niet in jouw toneelstuk past. Het past je ook niet.

Waarom toch, Roger, waarom?

Rechtshandig versus linkshandig, Idealist versus realist, ogenschijnlijke arrogantie versus bescheidenheid, stylist versus harde werker, technicus versus rouwdouwer, eastern-greep versus western-greep, elite versus working class, traditie versus driekwart broek, kosmopoliet versus eilandbewoner, t-shirt versus mouwloos, ontspannen versus neuroot, allrounder versus gravelspecialist, Zwitserland tegen Spanje. Het is een bijna geijkt rijtje.

Nadal zal  je in de vijfde set de partij schenken, maar jij accepteert het cadeau niet. Kan dat, een cadeau uit angst niet accepteren?

‘God, it’s killing me,’ zou je later zeggen in 2009 zeggen als je in Australië ook Grandslamfinales van Nadal begint te verliezen op hardcourt. Je bent niet in staat om een normale speech te geven, terwijl legende Rod Laver toekijkt. Pas als de Spanjaard jou omhelst en je wat lieve woorden toespeelt, durf je het weer aan, maar ook dan barst je half in tranen uit als je alle legendes wil bedanken voor hun aanwezigheid. De haal van je huil begint bij ‘jullie weten hoeveel het voor mij betekent.’

*

Federer haalt zijn haarband uit de verpakking en vouwt hem daarna in de kleedkamer. Eerst de ene hoek naar de andere punt, zodat de hoekjes goed zitten. Daarna het meest precaire onderdeel van het omdoen van de haarband, de laatste vouw die de originele driehoek een haarband maakt. Doe je dot te snel, dan komt de haarband er bobbelig uit, maar doet het nog wel zijn werk tijdens een tenniswedstrijd, namelijk zorgen dat de haren niet voor de ogen komen.

Dat laatste onderdeel doet de Zwitser belachelijk precies voor de wedstrijd, terwijl Nadal een paar sprintjes trekt door de kleedkamer. Federer drukt de hoekjes aan en strijkt met zijn hand langs de kantjes om er zeker van te zijn dat er geen overlap zit in de stof. Zijn sponsor Nike midden op het voorhoofd. Nooit is er een tennisser geweest die netter zijn haarband in had. Geboetseerd in steen, bewegingsloos na een rally van dertig slagen.

Roger Federer in actie in Rome, 2006. Foto: Paolo Bona

Bij Rafael Nadal is er wel een bobbel te zien in z’n haarband, het kenmerk van minder minutieus vouwen. Daar heeft hij allemaal geen tijd voor. De Spanjaard heeft in 2006 meer haar dan Federer, waardoor de haarband meer op zijn hoofd zit dan er omheen. Het kreukje in z’n haarband past bij de rest van zijn kleren. Vreemd is het later om te zien dat met het uitvallen van zijn haar, ook tijdelijk zijn macht op de tennisbaan lijkt af te nemen. Het is soms een raar gezicht. De ooit zo machtige Nadal, het icoon, met een kalend hoofd, die op Wimbledon verliest van achterhoedetennissers  – one hit wonders – als Dustin Brown. Nadal is als de bijbelse Samson, de oersterke man die alleen krachteloos was als zijn haren zouden worden afgeschoren.

Allebei hebben ze een witte polsband om de slagarm. Federer om de rechterarm, Nadal om de linkerarm,  zodat het zweet van de armen niet naar beneden loopt richting de vingers en de vingers moeite hebben om zich stevig om de overgrip van hun racket te kroelen. De polsband is de stuwdam tegen zweet op de arm. Ook het zweet van het voorhoofd kan gedept worden met de polsband, die altijd gemaakt is van wat we badstof noemen, dat hele zachte en dikke spul, waar in de jaren tachtig onderbroeken van werden gemaakt.

Een polsband is iets persoonlijks. Sommige tennissers opteren voor beide armen en willen een polsband die bijna de hele onderarm bedekt onder de ellebogen. Dat zijn de zweters onder de tennissers. Anderen kiezen voor een kleinere versie, omdat ze niet het gevoel willen hebben dat hun hele arm ingezwachteld is met een badhandoek. De polsband lijkt een uithangbord voor de sponsor, maar het is een accessoire met waarde. Heeft de tennisser die band niet om, dan kan die zich naakt voelen, net zoals een kakker zich naakt voelt zich zonder kraag. Het voelt niet goed.

Deel 2 volgt

33.127 thoughts on “Rome, 2006 – de beste Federer-Nadal ooit